Pakistan (3)
De steenfabriek
Wonderlijk. Het is of we hier in de Bijbel ronddwalen. ‘Laat mijn volk gaan,’ zegt Mozes tegen de farao. Dag in dag uit moeten de Israëlieten tichelstenen maken. En hier op de steenfabriek in Pakistan gaat het niet anders. De meeste christenen in Pakistan zijn arm. Veel werken er op steenfabrieken. Het werk is zwaar. De hele dag zit je op je hurken en met je blote voeten op het gloeiende zand. Zolang je gezond en sterk bent gaat het nog wel, maar als je ziek wordt raak je in grote problemen. Zonder hulp kom je er dan niet meer uit. Dat geldt zeker voor de vrouw die we nu gaan opzoeken. Met een peutertje op haar arm staat ze voor haar eenkamerwoning. Drie andere kinderen drukken zich tegen haar aan. ‘Deze vrouw is weduwe,’ zegt mijn begeleider. Hij vertelt dat haar man na een lange ziekteperiode is overleden. Haar werkgever heeft de doktersrekeningen betaald. Als voorschot. Ze moet het terugbetalen. Dat kan ze onmogelijk. Als ik naast haar sta dringt een Bijbelvers zich onweerstaanbaar aan mij op, een vers uit het eerste hoofdstuk van Jacobus: ‘De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God de Vader is dit: weduwen en wezen bezoeken in hun verdrukking…’ Hier staat het Bijbelvers in levende lijve. Een weduwe met vier kinderen. We moeten iets doen. Gelukkig heb ik vanuit Urk een geldbedrag meegekregen. Drie gezinnen kunnen we daarmee vrijkopen. Deze weduwe is er een van.